Beleidswijzigingen na aanleiding van herziening groen- en bomen beheer

DEEL 1: INLEIDING/AANLEIDING.

De huidige beleidsplannen op het gebied van openbaar groen en bomen werden opgesteld in 2011 en 2013. Thema’s als klimaatverandering, duurzaamheid, bevorderen van biodiversiteit en burgerparticipatie speelden toen nog nauwelijks. Anno 2022 zijn deze aspecten belangrijke uit-gangspunten voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte in Laarbeek. Ook de nieuwe Omgevingswet vraagt om een andere benadering waarbij deze aspecten eveneens een belangrijke rol spelen. Juist om goed om te kunnen gaan met de gevolgen van klimaatverande-ring (klimaatadaptatie) en de biodiversiteit te verhogen speelt groen een belangrijke rol. Groen is niet alleen meer een middel om een prettige leefomgeving te creëren, maar het is ook een belangrijk middel om doelen op het gebied van duurzaamheid, klimaatadaptatie en biodiversiteit te realiseren. Deze bredere benadering vraagt om een verankering in het groen- en bomenbeleid en om aanpassingen in het beheer. Daarnaast neemt het aantal klachten over het onderhoud van de openbare ruimte steeds meer toe. Zonder de illusie te hebben dat alle klachten te voorkomen zijn, is het wel een aspect om in de heroverweging mee te nemen. Hogere onderhoudsniveaus kunnen klachten immers verminderen, dus hier kunnen bestuurlijke keuzes in gemaakt worden.

Wanneer we beide vigerende beleidsplannen tegen het licht houden, zijn er echter ook nog steeds veel zaken die prima passen bij de huidige tijd en die geen aanpassing behoeven. Bijvoorbeeld de onderverdeling in hoofdgroenstructuur, wijkgroen en overig groen voldoet nog prima. Alleen de groenstructuurkaarten moeten geactualiseerd worden waarbij nieuwe uitbrei-dingsgebieden worden toegevoegd. Het ligt echter meer voor de hand om dit integraal mee te nemen in de voor de kernen op te stellen omgevingsvisie. We kiezen er daarom niet voor om een volledig nieuw groen- en bomenbeleid te schrijven. Wat voldoet, houden we zo. Waar verfijning of aanpassing nodig is, werken we dat verder uit.

Voor wat betreft het groenbeheer treffen we op dit moment veel situaties aan die niet in over-eenstemming zijn met de nieuwe uitgangspunten of ideeën. Ook kunnen we nog onvoldoende inspelen op de toenemende onvoorspelbaarheid van het weer (te nat, te droog, te heet). We willen graag meer groen en minder verharding. Onze beplantingen zijn op veel plaatsen nog monotoon en weinig biodivers. De gazons worden grotendeels nog strak gemaaid. Door aanpas-singen te doen is hier zeker winst te behalen als het gaat om biodiversiteit en klimaatadaptatie. Daarvoor zijn omvormingen en aangepast beheer nodig. Vanzelfsprekend kunnen hierbij ook keuzes gemaakt worden in ambitieniveau en kosten.

In deze notitie wordt ingegaan op de mogelijkheden voor een herziening van het beleid en het beheer met betrekking tot openbaar groen en bomen in de dorpskernen en de (financiële) con-sequenties daarvan.

Bestuursakkoord ‘Samen aan zet’

Ontwikkelingen en ambitie

De gemeente Laarbeek heeft stevige ambities in het programma ‘Woon- en leefklimaat’. Er ligt een woningbouwopgave, maar dat levert spanning op met klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen. In dit ‘gevecht om de schaarse ruimte’ moet de openbare ruimte groener worden. Daarom wordt terughoudend omgegaan met het bebouwen van open plekken. Er moet in de dorpen een goede balans worden gezocht tussen woningbouw, groenbehoud, groenbeleving, speelvoorzieningen en klimaatadaptatie (waaronder het vasthouden van water). We blijven daarom investeren in de ombouw naar en het onderhoud van een toekomstbestendige openbare ruimte. De nieuwe uitgangspunten dwingen ons om het onderhoudsniveau van het openbaar groen kritisch tegen het licht te houden en zo nodig te herzien. Vanuit het programma ‘Burger en Bestuur’ geldt de ambitie om bewoners te betrekken bij de voorbereiding en uitvoering van gemeentelijke plannen waarbij we open staan voor initiatieven uit de samenleving.

Relevante afspraken

De ontwikkelingen en ambities zijn in het bestuursakkoord vervolgens vertaald in afspraken. De voor de herziening van het groenbeleid en -beheer meest relevante zijn:
• Er wordt voor 1 januari 2025 een Omgevingsvisie voor de kernen opgesteld. Het centrale thema hierin is meer integrale aandacht voor wonen, klimaat, water en groen binnen de bebouwde kom.
• Bij het streven om meer groen in de nabijheid van woningen te handhaven of te realiseren, geldt de 3-3-300 regel als denkrichting.
• Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen wordt natuurinclusiviteit van bebouwing en openbare ruimte als norm gehanteerd.
• Er worden onderhoudsplannen opgesteld voor het openbaar groen, waarbij groenbeleving, biodiversiteit en klimaatadaptatie leidende principes zijn.
• Initiatieven uit de samenleving worden – waar nodig en mogelijk – door de gemeente on-dersteund en gefaciliteerd.

Concretisering afspraken

De in het bestuursakkoord ‘Samen aan zet’ gemaakte afspraken vragen om een verdere concre-tisering om te komen tot concrete beleidsaanpassingen. Deze concretisering heeft tot de vol-gende uitgangspunten geleid:

M.b.t. een duurzame openbare ruimte:
• Alleen verharden waar dat nodig en functioneel is.
• Meer ruimte voor wateropvang in het groen (niet persé in de vorm van vijvers of waterber-gingen, maar ook in de vorm van verlagingen en/of wadi’s).
• Er komt meer groen en minder verharding.
• Aanplant en behoud van bomen wordt belangrijker. Daar hoort een duurzame (bovengrond-se én ondergrondse) groeiruimte bij. Boomspiegels worden waar mogelijk vergroot.
• De groeninrichting wordt aangepast waardoor er meer variatie ontstaat en de biodiversiteit verhoogd wordt.
M.b.t. participatie in de openbare ruimte:
• We betrekken onze inwoners bij de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Daar-bij stellen we vooraf wel duidelijke kaders zodat onze doelstellingen m.b.t. klimaatadaptatie en biodiversiteit overeind blijven én voor inwoners duidelijk is waar beïnvloedingsruimte zit. Niet alles is onderhandelbaar.
• Met zelfbeheer door inwoners bespaart de gemeente onderhoudskosten. Dat betekent dat er in de inrichting meer mogelijk is. Uiteraard binnen de algemene doelstellingen/kaders.
• Vaak is in de bestaande openbare ruimte een ideale situatie niet te realiseren. We accepte-ren daarom compromissen en benoemen die.

DEEL 2: GROENVOORZIENINGEN

Toekomstbestendige inrichting en beheer groenvoorzieningen
Voorgestelde beleidswijzigingen

Op hoofdlijnen is het in het Groenbeleids- en -structuurplan omschreven beleid nog steeds passend. Slechts op een aantal aspecten zijn er aanpassingen nodig om beter invulling te kunnen geven aan de afspraken uit het bestuursakkoord ‘Samen aan zet’. Deze aanpassingen zijn ver-taald in de volgende beleidswijzigingen:


• We handhaven de bestaande indeling in hoofdgroenstructuur, wijkgroen en overig groen waarbij m.b.t. de kaarten een actualisatieslag gemaakt wordt in het kader van de omgevingsvisie voor de kernen.
• Meer variatie in het groen (en dus meer biodiversiteit) wordt de norm, ook in de hoofdgroenstructuur. We verlaten daarmee het uitgangspunt ‘eenduidigheid en herkenbaarheid’ binnen de hoofdgroenstructuur en het wijkgroen. De feitelijke keuze van de toe te passen soorten wordt overgelaten aan de kennis en kunde van de groenbeheerder en/of groenont-werper. De juiste plant op de juiste plaats blijft daarbij uitgangspunt.
• In plaats van de huidige functiegebieden en onderhoudsniveaus, komt er een nieuwe indeling in groentypen met bijbehorende onderhoudsniveaus die beter aansluit bij de ambities op het gebied van klimaatadaptatie, biodiversiteit en leefbaarheid.
• Er wordt weer geïnvesteerd in omvorming van groen en aanpassing van het groenonderhoud. Omvormingen zijn niet langer meer gericht op het realiseren van een besparing op de beheerkosten, maar hebben primair tot doel bij te dragen aan een verhoging van de biodi-versiteit en leefbaarheid en het klimaatadaptatiever maken van de openbare ruimte.
• Het beleid m.b.t. verkoop/verhuur van groenstroken wordt herzien. De aspecten klimaatadaptatie en biodiversiteit worden voortaan meegewogen bij de beoordeling van verzoeken. Groenstroken gelegen in ‘overig groen’ komen op grond van de huidige criteria snel in aanmerking voor verkoop/verhuur. Daarmee worden deze stroken onttrokken aan de openbare ruimte. Dit cumuleert en in praktijk worden steeds meer stukjes openbare ruimte vervreemd waardoor onze toch al beperkte speelruimte om te vergroenen nog verder beperkt wordt. Door klimaatadaptatie en biodiversiteit nadrukkelijker mee te wegen, kan dit in de hand gehouden worden.


• Onkruidbestrijding op verhardingen wordt niet meer chemisch uitgevoerd. Dit doen we al enkele jaren zo, maar was nog niet in het groenbeleid verankerd.
• Het speelbeleid is inmiddels geactualiseerd en herzien. Daarmee is de omschrijving in het groenbeleidsplan achterhaald en vervallen.
Nieuwe indeling in groentypen en onderhoudsniveaus
We kiezen voor een nieuwe indeling om groentypen en het bijbehorende het onderhoudsniveau te categoriseren. Daarbij maken we niet langer gebruik van de huidige onderhoudsniveaus ‘in-tensief’, ‘standaard’ en ‘extensief’.

De nieuwe indeling bevat vier categorieën, waarmee we bepalen hoe het groen er uitziet en hoe het onderhouden wordt:
• Belevingsgroen
• Biodivers groen
• Basisgroen
• Natuurlijk groen

Belevingsgroen


‘Belevingsgroen’ bevat hoofdzakelijk groenvoorzieningen in de hoofdgroenstructuur, centrumge-bieden en dorpsentrees die op dit moment intensief onderhouden worden. Het hoge onder-houdsniveau blijft in de nieuwe opzet gelijk.

Biodivers groen


‘Biodivers groen’ is een nieuwe categorie voor inrichting en onderhoud van groenvoorzieningen, hoofdzakelijk binnen woonwijken. Het vervangt een aanzienlijk deel van het groen dat volgens de huidige werkwijze op standaardniveau wordt ingericht en onderhouden. Biodivers groen kent ten opzichte van de huidige inrichting een aanzienlijk grotere variatie door het toepassen van meer beheergroepen/plantensoorten in kleinere aaneengesloten oppervlakken. Deze variatie maakt het onderhoud duurder.

Basisgroen


‘Basisgroen’ is een nieuwe benaming voor inrichting en onderhoud van groenvoorzieningen -hoofdzakelijk binnen woonwijken - die niet omgevormd worden tot biodivers groen. De categorie basisgroen komt vrijwel overeen met het huidige ‘standaard’ onderhoudsniveau.

Natuurlijk groen


‘Natuurlijk groen’ komt vooral voor in de grotere aaneengesloten groengebieden en bosplantsoenstroken in de randgebieden. Deze categorie komt nagenoeg overeen met het huidige onderhoudsniveau ‘extensief’.
In de nieuwe situatie verandert er weinig voor het nieuwe belevingsgroen (was ‘intensief’ groen) en het nieuwe natuurlijk groen (was ‘extensief’ groen). Inrichting en onderhoud blijven vergelijkbaar. Maar uiteraard zal bij toekomstige nieuwe aanleg of vervanging van plantmateriaal wel rekening gehouden worden met de algemene uitgangspunten als ‘variatie’ en ‘de juiste plant op de juiste plaats’.

DEEL 3: BOMEN

Het bomenbeleidsplan sluit aan op de onderverdeling in hoofdgroenstructuur, wijkgroen en overig groen uit het groenbeleids- en -structuurplan. Voor het bomenbeschermingsbeleid is de Groene Kaart van toepassing waarop de waardevolle bomen en groenstructuren zijn aangegeven. De Bomenverordening regelt het juridisch kader. Het noodzakelijke beheer en onderhoud volgt uit de jaarlijkse boomveiligheidscontroles. Bij het bomenbeheer is dus geen sprake van verschillende onderhoudsniveaus. Ook zijn lokale beleidskeuzes aan een ondergrens gebonden: bomen moeten te allen tijde veilig zijn en goed onderhouden worden.

Toekomstbestendig bomenbeheer

Voorgestelde beleidswijzigingen
Ten opzichte van het huidige bomenbeleid zijn er een aantal aanpassingen nodig om invulling te kunnen geven aan de afspraken uit het bestuursakkoord ‘Samen aan zet’. Deze aanpassingen zijn vertaald in de volgende beleidswijzigingen:


• We kiezen voor meer variatie in boomsoorten en minder monotone bomenrijen, ook in hoofdgroenstructuren. Dit levert meer biodiversiteit op en is klimaatrobuuster. Het draagt bovendien bij aan een betere natuurlijke balans om ziekten en plagen zoals eikenprocessierups beter in de hand te houden. Het principe ‘de juiste boom op de juiste plaats’ houden we daarbij in ere.
• Er komt een nieuwe indeling in boomklassen die niet alleen op groenstructuren is gebaseerd, maar ook meer op de waarde van bomen voor klimaatadaptatie, biodiversiteit en leefbaarheid.
• Om duurzaamheidsdoelstellingen (CO2-reductie, voorkomen hittestress, verhoging biodiversiteit) te behalen is (toekomstig) kroonvolume van bomen belangrijker dan aantallen bomen. Bomen vervullen pas na circa 30 jaar optimaal hun functie. Eén oude boom is dus veel waardevoller dan meerdere jonge bomen. Vervanging door een jonge boom kan dus nooit de waarde van een oudere boom compenseren. Terughoudendheid bij het kappen van oude-re bomen is dus meer dan ooit geboden. Hierbij ontstaat ook meteen een nieuw dilemma. Grote bomen kunnen de opbrengst van zonnepanelen verminderen door een grotere schaduwwerking. Deze dilemma’s zijn niet altijd op te lossen. Het is immers geen keuze voor duurzaamheid door zonnepanelen óf duurzaamheid door bomen. We moeten beide doen en soms dus in een suboptimale combinatie. Weghalen van bomen voor zonnepanelen is net zomin aan de orde als geen zonnepanelen leggen omdat de opbrengst niet maximaal kan zijn.


• Als denkrichting geldt conform het bestuursakkoord ‘Samen aan zet’ de 3-30-300 regel. Dat wil zeggen: vanaf elke woon-, werk- of schoollocatie zicht op minimaal 3 bomen, 30% van de ruimte is bedekt met boomkronen en binnen 300 meter vanaf elke woon-, werk- of schoollocatie is een groengebied of parkje bereikbaar. We realiseren ons dat dit (zeker in bestaande woonwijken) niet altijd haalbaar is, maar we handelen wel naar de geest van deze regel en voorkomen zoveel mogelijk dat de situatie verslechtert.
• Grote bomen die al op redelijk duurzame plaatsen staan, laten we daar staan.

• We herzien het uitgangspunt dat we ‘…alleen bomen planten waar ze oud kunnen worden…’. We hebben met heel veel bestaande situaties te maken waar volgens dat uitgangspunt geen bomen meer geplant kunnen worden. De consequentie zou zijn dat er steeds minder bomen in onze dorpen komen. Daarom accepteren we suboptimale groeiplaatssituaties. De consequentie is dat deze bomen niet écht oud kunnen worden en voortijdig vervangen moeten worden. We houden hier op voorhand rekening mee en passen het bomenvervangingsplan daar waar nodig op aan.